Methodes van berekenen verzuimpercentages
Al vanaf het begin van de 60-er jaren worden in Nederland verzuimcijfers verzameld en landelijk gepubliceerd door het CBS. Al snel werd duidelijk dat iedere organisatie er een eigen methode op nahield om die cijfers te berekenen. Dat leidde tot onbetrouwbare cijfers en dus ook een gemiddelde waarvan de betrouwbaarheid in vraag kon worden gesteld. De minister heeft derhalve in die tijd al een commissie in het leven geroepen bestaande uit vertegenwoordigers van CBS en diverse groepen uit het bedrijfsleven.
Men kon het echter niet eens worden over de te hanteren methode. Uiteindelijk zijn er 4 methodes overgebleven waarvan de minister heeft aangegeven dat ze gebruikt mochten worden. Drie daarvan hebben een aanmerkelijk lagere betrouwbaarheid, dan de enige methode die ook door het CBS is gevalideerd en algemeen beschouwd wordt als de beste methode. Bij de andere methodes speelt toeval een belangrijke rol bij de uitkomst van het percentage. Als je bijvoorbeeld alleen werkdagen meetelt en de maand januari telt vijf week-enden, dan beïnvloed dat dus het percentage. De cijfers kunnen dan van januari op februari een daling laten zien van het percentage van 5 naar 4 %, terwijl er feitelijk juist een verslechtering was.
De beste methode - en dus ook de enige gevalideerde methode - is die waarbij het verzuim wordt gemeten in kalenderdagen. De verzuimduur is dan gewoon van de dag van ziekmelding tot aan de dag waarop het werk volledig wordt hervat. Daarbij wordt rekening gehouden met het parttime percentage (een 0,6 FTE telt dus maar voor 0,6 mee in het percentage) en met het percentage ziek/hersteld. (Mensen die weer voor halve dagen zijn begonnen tellen nog voor de helft mee)
Methodes waar gerekend wordt in werkdagen, maar waar wel rekening gehouden wordt met parttime percentages en het percentage ziek/beter, zijn ook wel bruikbaar, maar de toevallige verdeling van de werkdagen over de maand, heeft wel een invloed op de uitkomst en maakt het cijfer dus aan toeval onderhevig.
Methodes die geen rekening houden met parttime en/of het percentage ziek/beter geven een foutief resultaat. Naarmate het aantal parttimers groter is zal het verzuimpercentage steeds verder afwijken van de werkelijkheid.
Eigenlijk is het verzuimpercentage een veel minder belangrijke graadmeter dan de andere grootheden van verzuim.
Bij het bedrijven van statistiek is het verder goed opletten dat je geen appels met peren vergelijkt en dat je de conclusies die je trekt ook in de praktijk verifieert.